Vastgoed Belang heeft kennisgenomen van het besluit van de minister voor Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening en het onderliggende wetsvoorstel om de stijging van de huren van
zittende huurders in de vrije huursector niet meer te laten bepalen door de hoogte van de
inflatie (CPI) maar door de stijging van de Cao-lonen.
Dat de minister hiertoe overgaat in een periode met zeer hoge inflatie is bezien vanuit het
belang van huurders begrijpelijk. Want niemand, ook verhuurders niet, heeft er belang bij dat
mensen in financiële problemen komen als gevolg van sterk stijgende woonlasten ( energie en
huur) die op hun beurt weer de inflatie kunnen aanjagen. Zo beschouwd heeft Vastgoed Belang
er begrip voor dat de minister komt met een andere maatstaf voor de huurprijsstijging bij
bestaande huurovereenkomsten in de vrije huursector.
Echter, ook verhuurders worden geconfronteerd met sterke kostenstijgingen, die zelfs groter
zijn dan de CPI-inflatie. Daarnaast hebben zij momenteel ook te maken met een toename van
hun rentelasten. Dit betekent dat verhuurders nu al minder ruimte hebben om te investeren;
niet alleen in nieuw te bouwen huurwoningen, maar zeker ook in de (energetische)
verduurzaming van bestaande huurwoningen. Verhuurders willen immers hun woningbezit
verduurzamen maar zien hun investeringsruimte daarvoor als gevolg van de beperking van de
huurstijging afnemen. Daarmee wordt het ruimhartiger subsidiëren van verduurzamingsmaatregelen noodzakelijk.
Volgens Vastgoed Belang kan een beperking van de huurstijging op basis van loonontwikkeling
slechts dienen als een tijdelijke oplossing. Het is in dat verband goed dat het wetsvoorstel
voorschrijft dat deze maatregel van tijdelijke aard is en automatisch komt te vervallen zodra de
ontwikkeling van de CPI-inflatie dit toelaat doch in ieder geval per 1 mei 2024.
Anders zal deze huurprijsmaatregel leiden tot het verder terugvallen van investeringen; daar is
in deze tijd van grote nood aan nieuwe woningen en energiezuinige bestaande woningen
niemand bij gebaat.