Box 3: een Echternachse mars met een kiezeltje in de schoen

Datum: 19-02-2024
Column Prof. dr. J.B. Boer
​De Processie van Echternach is de jaarlijkse optocht ter nagedachtenis van Sint Willibrordus die op derde Pinksterdag wordt gelopen. Kenmerkend is dat de deelnemers drie stappen voorwaarts doen, om vervolgens twee stappen achteruit te zetten. ​

Het gaat dus wel vooruit, maar tergend langzaam. Hierdoor is de Echternachse mars vooral bekend als synoniem voor een stroperig en inefficiënt proces. In werkelijkheid blijkt het overigens mee te vallen met het tempo, zo leert internet. Tijdens de mars wordt namelijk zijwaarts gesprongen en wordt - misstappen daargelaten - in beginsel niet bewust voor- en achteruitgegaan.

De Kamerbrief 'Reacties internetconsultatie wetsvoorstel werkelijk rendement box 3' die verscheen op 25 januari 2024 roept gelijkenissen op met de Processie van Echternach, maar dan één met een klein kiezeltje in de schoen. Hoewel het wetgevingsproces om vanaf (inmiddels) 2027 het 'werkelijk rendement' uit vermogen te kunnen belasten zonder meer traag verloopt, lijkt inmiddels enige voorzichtige voortgang zichtbaar. Maar bij elke stap is iets pijnlijks voelbaar: een steentje in de schoen.

Naar aanleiding van de afgeronde internetconsultatie over de toekomst van box 3 komt de Staatssecretaris van Financiën met vijf nieuwe stappen om het oorspronkelijke voorstel aan te passen. Alvorens daarover iets te zeggen, maak ik graag eerst mijn bewondering kenbaar voor de ambtenaren die chocolade hebben weten te maken van de internetreacties. Zelf heb ik een flink aantal van de 1143 openbare reacties bekeken en daaruit heb ik niet anders kunnen concluderen dan dat deze online volksraadpleging vooral fungeert als een magneet voor mensen die hun ongenoegen over box 3, de belastingheffing in haar algemeenheid en de (fiscale) politiek in Nederland dringend van zich af moeten schrijven. Nu is daar niets mis mee, en het ongenoegen met box 3 is veelal nog terecht ook, maar degenen die hieruit bij de ambtelijke voorbereiding precies vijf beleidsaanpassingen hebben weten te distilleren, verdienen een groot compliment.

Ten opzichte van het ter consultatie voorgelegde conceptwetsvoorstel 'Wet werkelijk rendement box 3' worden vijf wijzigingen voorgesteld:
(i) het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen komt te vervallen,
(ii) de carry-back van één jaar wordt geschrapt, (iii) de beginwaardering van 'vermogenswinstbelastingbezittingen' per 1 januari 2027 wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer,
(iv) genotsrechten worden lineair afgeschreven en
(v) valutaresultaten op bankrekeningen worden voortaan tot het inkomen gerekend.

Nu kan ik niet zeggen dat deze aanpassingen mij direct verbazen. De eerste, het schrappen van de regeling voor de (eerste) vakantiewoning lijkt mij - hoe sympathiek dit voorstel ook was voor deze grote groep 'vastgoedbezitters' - zeer verstandig. Deze regeling had tot gevolg dat de facto zo'n beetje het hele eigenwoningregime (met uitzondering van de renteaftrekregeling) werd geïmporteerd naar box 3. Maar dit wordt niet als reden gegeven. In de Kamerbrief valt namelijk het volgende te lezen:

“Het laten vervallen van dit forfait maakt het systeem beter uitlegbaar. Na schrappen van het forfait zullen alle onroerende zaken die nu in box 3 worden belast, onder de vermogenswinstbelasting vallen. Onder de vermogenswinstbelasting leidt het beschikbaar zijn voor eigen gebruik van een onroerende zaak die tot het box 3-vermogen behoort, tot een voordeel voor de belastingplichtige. Dit voordeel wordt bepaald met een
forfait."

Het kan aan mij liggen, maar volgens mij staat hier toch echt dat het oorspronkelijke 'all-in forfait' voor de vakantiewoning wordt afgeschaft om het systeem beter uitlegbaar te maken, onder gelijktijdige invoering van een nieuw forfait voor het veronderstelde privégenot. Opvallend is dat uit de bij de Kamerbrief bijgevoegde beslisnota volgt dat het gegeven dat 'A-G de heer Wattel behoorlijk ongenuanceerd over forfaits in de vermogensrendementsheffing' heeft geadviseerd in de ambtelijke voorbereiding is meegenomen. Ik zie echter nog niet hoe de voorgestelde ingreep dat knelpunt heeft weggenomen. Nu denk ik dat het gebruik van een forfait ter bepaling van het privévoordeel niet direct problematisch behoeft te zijn, maar duidelijk is wel - zo volgt ook uit de beslisnota's - dat op dit punt grote verschillen (kunnen) bestaan tussen vastgoedeigenaren. Ook voorzie ik discussies over de berekening van dit privégebruik voor de 'beschikbare dagen'. Hoewel hier dus een stap is gezet, is het de vraag of deze nu daadwerkelijk voorwaarts is.

Het tweede voorstel om de achterwaartse verliesverrekening te schrappen komt evenmin als een verrassing. Noem in het huidige tijdperk in één alinea de woorden 'derving van honderden miljoenen' en 'complex' omdat 'oude jaren moeten worden aangepast' en men vraagt zich hardop af waarom achterwaartse verliesverrekening ooit is overwogen. Het antwoord op die vraag is mijns inziens echter nog altijd simpel. Binnen een op het draagkrachtbeginsel gebaseerde inkomstenbelasting dient verliesverrekening - ook achterwaarts - zo ruim mogelijk te worden toegestaan. Indien binnen een vermogensaanwasbelasting geen carry-back wordt toegestaan, wordt dus mogelijk eerst belasting geheven over ongerealiseerd inkomen, terwijl bij een gerealiseerd verlies voor verrekening moet worden gewacht op een positief resultaat in de toekomst. Mij bekruipt het gevoel dat hier niet een echte stap voorwaarts is gezet naar een belasting over het daadwerkelijke inkomen.

Het derde punt is dat voor vermogensbestanddelen waarvoor de vermogenswinstbelasting gaat gelden de waarde in het economische verkeer de verkrijgingsprijs wordt. Het betreft een eerder toegezegd herstel van een omissie in het conceptwetsvoorstel dat zonder bepaling over de 'openingsbalanswaardering' ter consultatie was gegaan. Hoewel met enig aplomb gebracht in de Kamerbrief ('Zonder een dergelijke bepaling worden vermogenswinsten of -verliezen van vóór 2027 in de heffing betrokken.') lijkt mij dit nogal wiedes. Wie had iets anders willen voorstellen? Voor de waardering van woningen wordt aangesloten bij de WOZ-waarde, al dan niet gecorrigeerd aan de hand van de leegwaarderatiotabel (art. VII lid 2). Niet uitgesloten is dat de belastingplichtigen bezwaar zullen moeten maken tegen de WOZ-beschikking 2028 (waardepeildatum 2027) als zij menen dat deze te laag is vastgesteld om een te hoge claim te voorkomen. Een ander effect zal zijn dat bij het aangaan of beëindigen van een onrendabel huurcontract na 1 januari 2027 flinke vermogensverliezen, respectievelijk -winsten kunnen optreden.

De vierde aanpassing lijkt mij daadwerkelijk een stap vooruit. De oorspronkelijk voorgestelde nihilwaardering voor genotsrechten wijkt sterk af van de werkelijkheid en werkt constructies in de hand. De vijfde aanpassing zorgt ervoor dat voortaan ook valutawinsten en -verliezen op bankrekeningen tot het inkomen gaan behoren.

Zulks lijkt mij op zichzelf juist binnen het nagestreefde doel van het belasten van daadwerkelijk inkomen. Uiteraard zal dit een omrekenoefening vragen van belastingplichtigen met een buitenlandse valutarekening, maar dat is goed uitvoerbaar aan de hand van openbare informatie.

Alles overziende, bevat de Kamerbrief stappen vooruit, achteruit en soms een sprongetje opzij. Een echte Echternachse Processie dus. Maar veel van de onderliggende systeemvragen en knelpunten zijn hiermee nog niet verholpen. Zo blijft het uitgangspunt van een vermogensaanwasbelasting mijns inziens een slecht vertrekpunt en voor alle vermogensbestanddelen zou een vermogenswinstbelasting moeten gelden. Daarmee wordt voorkomen dat over ongerealiseerd inkomen belasting wordt geheven, maar ook dat discussies ontstaan waarom voor gelijkende beleggingsproducten verschillende fiscale regimes bestaan. Voorts zullen er knopen moeten worden doorgehakt over definities en forfaits, over de omvang van de administratieplicht die van particulieren kan worden verlangd, over het gebrek aan doorschuiffaciliteiten, maar vooral over wat de uitvoering aankan wanneer vanaf 2027 wordt gepoogd het 'werkelijke rendement' te belasten. Zo beschouwd, is deze Kamerbrief een echte Echternachse mars, maar wel duidelijk één met een steentje in de schoen.

 



Meer artikelen

Meer lezen over dit onderwerp? Klik op een tag om gerelateerde artikelen te vinden:
Zoek je een artikel over een ander onderwerp? Gebruik het filter in het nieuwsoverzicht: