Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gevraagd advies uit brengen over de te verwachten elektriciteitsproductiekosten voor waterkracht, windenergie en zon-pv in de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) voor toepassing vanaf het jaar 2023. In het onderzoeksproces dat onderliggend is aan het advies, heeft het PBL ondersteuning gekregen van TNO en DNV.
In opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) advies uitgebracht over de te verwachten elektriciteitsproductiekosten voor onder meer zonne-energie in de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE). Op basis van het advies heeft minister Jetten besloten de basisbedragen van de subsidieregeling in 2023 fors te verhogen.
Stijgende realisatiekosten
Een van de belangrijkste redenen zijn de stijgende realisatiekosten voor de zonne-energieprojecten. De kostenstijgingen in de afgelopen 2 jaar zijn volgens het PBL onder andere toe te schrijven aan hogere kostprijzen in de waardeketen tot en met de productie van polysilicium. Ook verhoogde transportkosten, energiekosten en een grote mondiale vraag naar zonnepanelen dragen bij aan de hogere kostprijzen. Aan de andere kant is de voortschrijding van de technologie en ervaringscurve met bijkomende kostenefficiëntie volgens de PBL-onderzoekers niet te verwaarlozen en zal die ook in de komende jaren een bijdrage leveren aan kostendaling.
Minister Jetten heeft de Tweede Kamer deze week geïnformeerd over de SCE-subsidie en meldde daarbij de Tweede Kamer pas in het voorjaar van 2023 te informeren over de vormgeving van de SDE++ 2023. Het PBL zal daartoe te zijner tijd een nieuw advies uitbrengen.
SCE versus SDE++
De SCE is evenals SDE++ een regeling die een subsidie toekent aan geproduceerde hernieuwbare energiedragers en CO2-emissiereducerende technieken. De subsidie is gelijk aan de onrendabele top van technologieën na aftrek van de inkomsten die partijen ontvangen uit de opbrengsten van verkoop van elektriciteit, gas of warmte op de markt. In het geval van de SCE betreft dit enkel hernieuwbare elektriciteit, bij de SDE++ zijn er ook technieken waarbij op basis van de bespaarde CO2 een premie wordt uitgekeerd. De SCE is gericht op lokale initiatieven en energiecoöperaties, en het aantal gestimuleerde technieken is beperkter dan in de SDE++. Alleen zon-pv, windenergie en waterkracht maken onderdeel uit van de SCE-regeling.
De minister van EZK besluit aan het eind van het jaar over de openstelling van de nieuwe SCE-regeling, de open te stellen categorieën en de bijbehorende basisbedragen.