De stap staat symbool voor de verandering die bouwers in gang zetten om van het weinig duurzame beton en staal afscheid te nemen.
De bouw van de fabriek van maar liefst 10.000 vierkante meter in Oudkarspel (Noord-Holland) staat niet op zichzelf en BAM is ook zeker niet de eerste. Een jaar geleden lieten tweehonderd woningbouwers en projectontwikkelaars in een manifest weten dat ze in houten huizen de toekomst zien. Vorige maand hebben tachtig organisaties, waaronder overheden en ontwikkelaars, hun handtekening gezet onder een
convenant met de afspraak dat in de regio Amsterdam in 2025 één op de vijf nieuwe huizen van hout is.
Bij de productie van houten woningen wordt minder koolstofdioxide (CO2) uitgestoten en minder stikstof. Het materiaal is lichter, werken met hout is dus minder belastend voor werknemers en de bouw gaat sneller. Ook de faalkosten zouden lager uitvallen. De technieken zijn zo verbeterd dat je zelfs wolkenkrabbers uit hout kunt optrekken en anders dan vaak wordt gedacht, is bomenkap geen probleem, omdat bossen duurzaam worden beheerd. Nieuw aangeplante bomen nemen juist weer CO2 op uit de lucht om te groeien.
Tijdwinst
De begin dit jaar overgenomen dochterondernemingen van BAM die de fabriek gaan bestieren zijn gespecialiseerd in houten raamkozijnen, deuren en gevelelementen. De (grondgebonden) woningen worden op basis van houtskeletbouw grotendeels in de fabriek geproduceerd en op de bouwplaats in elkaar geschroefd. ,,Een digitale, industriële en modulaire manier van produceren vergroot de veiligheid in de bouw, verkleint de faalkosten en verhoogt de efficiency van het gehele bouwproces”, zegt Willem Otter, directeur BAM Specials. ,,Zo realiseren we niet alleen meer huizen, maar boeken we ook enorme tijdwinst: we verkorten de tijd waarin we een huis kunnen opleveren met driekwart. De toepassing van houtbouw is in dit proces cruciaal.” Om de productie van duizend houten woningen in perspectief te zetten: het totale aantal verkochte woningen van BAM bedroeg vorig jaar 2379.
Het is niet zo dat de bouwer meteen afstand doet van beton, steen en staal, maar die kant gaat het wel op, verklaart Pablo van der Lugt van de TU Delft, gespecialiseerd in bouwen met hout. ,,Het is hoopgevend dat ook de grote mainstream aannemers de stap maken, nadat de pioniers hier al verder mee zijn. Het duurt niet lang meer tot een meerderheid deels overgaat op houtbouw. Die transitie gaat tot nu toe niet snel, want hij is kapitaalintensief. Er zijn forse investeringen nodig om de overstap te maken. Maar kijk naar de ontwikkeling van elektrische auto’s. Op een gegeven moment stapt de meerderheid over en dán gaat het wel snel.”
Hoge houtprijs
Er zijn wel manieren om de verandering te versnellen, denkt Van der Lugt. Hij noemt de CO2-taks als voorbeeld. Ook zou het helpen als de opslag van CO2 in het hout zou worden meegewogen in de berekening voor de Milieuprestatie Gebouwen (MPG). Momenteel wordt de ontwikkeling bovendien tegengehouden door een relatief hoge prijs voor hout. Van der Lugt denkt echter dat dat tijdelijk is. ,,De hoge prijzen van het afgelopen jaar zijn een gevolg van het stopzetten van de zagerijen omdat rekening werd gehouden met een economische dip dankzij de pandemie. Die bleef uit en de vraag steeg zelfs explosief, ook uit andere werelddelen. De markt is nu aan het stabiliseren.”
Op termijn verwacht de onderzoeker juist hogere prijzen voor beton en staal omdat de energie die nodig is bij de productie duurder wordt. Momenteel is de materiaalcomponent in de bouw verantwoordelijk voor ruim 10 procent van de totale Nederlandse CO2-uitstoot. Met hout als belangrijkste materiaal zou dat fors omlaag kunnen.