Met het oog op de klimaatdoelen en de rechterlijke uitspraak in de Urgendazaak wil het kabinet de CO2-uitstoot fors verlagen en de noodzakelijke transities richting klimaatneutraliteit aanjagen. Het beleid is gericht op de verduurzaming van de vijf sectoren: elektriciteit, mobiliteit, industrie, gebouwde omgeving en landbouw & landgebruik. Om de omslag die nodig is in elk van deze sectoren te laten slagen is ook inzet op thema’s zoals circulariteit, innovatie, burgerbetrokkenheid en werkgelegenheid noodzakelijk. Het beleid in elke sector is gestoeld op een mix van instrumenten die ervoor zorgen dat Nederland gaat overstappen op duurzame alternatieven: subsidiëren (zoals subsidies voor isolatie in woningen, de opwek van duurzame energie en de aanschaf van een elektrische auto), normeren (zoals de verplichte installatie van hybride warmtepompen vanaf 2026 en zonnepanelen op grote daken vanaf 2025) en beprijzen (zoals de aanscherping van de CO2-heffing voor de industrie en de verhoging van de vliegbelasting). Met deze beleidsmix worden duurzame technieken (financieel) aantrekkelijker gemaakt en worden huishoudens, bedrijven en maatschappelijke organisaties gestimuleerd en geholpen om te kiezen voor het duurzame alternatief.
Regie
Het kabinet heeft besloten de regie op het klimaatbeleid te versterken. Voor alle sectoren stelt het kabinet een restemissiedoel vast, wat duidelijk maakt hoeveel emissies die sector in 2030 nog maximaal mag uitstoten. Betrokken ministers worden verantwoordelijk voor het behalen van dit doel in hun eigen sector en de coördinerend minister voor Klimaat en Energie bewaakt de voortgang en samenhang van de uitvoering van het gehele klimaatbeleid.
Ook benoemt het kabinet nog dit najaar een Klimaatraad, naar voorbeeld van de Climate Change Committee in het Verenigd Koninkrijk. Deze onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad gaat bestaan uit 8-10 leden die het klimaatbeleid beoordeelt en er over adviseert. De Klimaatraad zal in de tweede helft van 2023 haar eerste advies over klimaatneutraliteit in 2050 opleveren. Omdat de klimaattransitie gevolgen heeft voor toekomstige generaties, werkt het kabinet een generatietoets uit waarmee de impact van maatregelen en beleidsvoorstellen op de leefomstandigheden van generaties in het heden én in de toekomst inzichtelijk wordt gemaakt. Voor de zomer is een versie beschikbaar die wordt getest aan de hand van één van de maatregelen uit het beleidsprogramma.
Het wetgevingsprogramma bevat daarnaast voor de zonne-energiesector belangrijke elementen. Zo worden de reductiedoelen in de Klimaatwet per 1 oktober aangepast, wordt een wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bbl) voorbereid – die per 1 juli 2025 in werking treedt – om de verplichting van zonnepanelen op daken te regelen en is ook de wijziging van de salderingsregeling onderdeel van het wetgevingsprogramma.
Vervolg
Het kabinet vindt het belangrijk om ideeën uit de samenleving te horen. Daarom start in juni een publieke consultatie. Mensen kunnen vanaf vandaag reageren op het beleidsprogramma via
www.internetconsultatie.nl/beleidsprogramma_klimaat. Ook de Raad van State wordt om advies gevraagd. Na het doorlopen van deze stappen wordt het beleidsprogramma vastgesteld. De doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving in de Klimaat- en Energieverkenning 2022 die in het najaar verschijnt, moet uitwijzen of het beleidsprogramma de ten minste 55% CO2-reductie in 2030 met een grote mate van zekerheid realiseert. Het kabinet zal in de komende maanden alvast in kaart brengen welke aanvullingen op het beleidsprogramma denkbaar zijn en opties voorbereiden voor nadere besluitvorming door het kabinet.
Bron:
Tweede Kamer