‘Om de verduurzaming van de gebouwde omgeving te ondersteunen, moeten er nieuwe keuzes gemaakt worden voor het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening’, schrijft Jetten aan de Kamerleden. ‘Het is belangrijk dat het wetsvoorstel wordt gedragen door de gemeenten, die in de wet worden aangewezen als primair sturende partij om de lokale warmtetransitie te realiseren.’
Bevoegdheid
Met de Warmtewet wordt in hoofdzaak invulling gegeven aan de taak en bevoegdheid van gemeenten om te bepalen door wie, waar en wanneer er een collectieve warmtevoorziening wordt aangelegd en komt er meer transparantie rondom de tarieven en tariefregulering op basis van de werkelijke kosten.
Omdat gemeenten, provincies en waterschappen eerder aangaven zich niet te kunnen vinden in het wetsvoorstel voor de Warmtewet 2.0 werd de invoering overgelaten aan een nieuw kabinet. Afgelopen januari werd bij het aantreden van het nieuwe kabinet duidelijk dat de wet pas in 2023 aan de Tweede Kamer zou worden aangeboden. Desondanks stelde minister Jetten toch te willen proberen de wet nog dit jaar aan te bieden, maar dat kan de minister dus niet waarmaken.
Botsproeven
‘In diverse gemeenten en regio’s zijn er op dit moment bestaande collectieve warmtesystemen en nieuwe warmteinitiatieven in voorbereiding’, schrijft Jetten. ‘Vanuit verschillende gemeenten zijn zorgen geuit over de verenigbaarheid van die situaties met de Wet collectieve warmtevoorziening. Ik neem deze zorgen vanzelfsprekend serieus, mede gelet op het belang van de voortgang van de energietransitie. Daarom worden op dit moment samen met de betrokken partijen zogenaamde “botsproeven” georganiseerd. Hierin wordt bezien of en in hoeverre bestaande systemen en initiatieven passen binnen het wetsvoorstel. De resultaten van deze botsproeven zal ik betrekken bij mijn definitieve keuze over de uitwerking van de Wet collectieve warmtevoorziening.’
De uitvoering van de genoemde botsproeven en het overleg dat hierover met stakeholders moet worden gevoerd, maakt het volgens Jetten helaas onmogelijk om het gewenste tijdpad te halen. Daarom zal hij het wetsvoorstel pas komend najaar aan de Raad van State aanbieden en in mei 2023 aan de Tweede Kamer. De geplande inwerkingtreding van de wet zal een half jaar later zijn: 1 juli 2024 in plaats van 1 januari 2024. De introductie van de nieuwe tariefregulering was en blijft 1 januari 2025.
Bron: Rijksoverheid